Skip to main content
  • Slide Mobile 2019 2b
  • Slide Mobile 2019 3b
  • Slide Mobile 2019 4b
  • Slide Mobile 2019 5b
  • Slide Mobile 2019 6b
  • Slide Mobile 2019 7b
  • Slide Mobile 2019 8b
  • Slide Mobile 2019 9c

3618 verkrachtingszaken in 2016 voor de correctionele parketten, bijna 1 op 3 geseponeerd.

In 2016 kwamen 3618 dossiers rond verkrachtingen voor de correctionele parketten van België. Dat blijkt uit cijfers die kamerlid Nele Lijnen opvroeg bij minister van Justitie Koen Geens. Dat zijn er minder dan in 2015 (3722 dossiers). 1511 keer (41,7%) werd een opsporingsonderzoek bevolen. Voor 425 dossiers (11,7%)  werd een gerechtelijk onderzoek ingesteld.  153 keer (4.2%) werd een dagvaarding bevolen, 51 zaken (1,4%) kwamen voor de raadkamer. 401 maal (11%) werd besloten de dader ter beschikking te stellen.
 
Bijna 1 op 3 dossiers (1022 – 28,2%) werd echter geseponeerd. Dat cijfer ligt iets lager dan in 2015 (1060x – 28,5%). 974 keer (95,3%) ging het om technische redenen: onvoldoende bewijs (636x – 62,2%), dader(s) onbekend (175x – 17%). 98 keer (9.6%) werd beslist dat er geen misdrijf had plaatsgevonden. Ook bij de ‘sepots om opportuniteitsredenen’ zijn er die de wenkbrauwen doen fronsen:
-te weinig recherchecapaciteit: 15x
-houding van het slachtoffer: 9x
-misdrijf van relationele aard: 4x
-wanverhouding gevolgen-maatschappelijke verstoring: 7x                   
-jeugdige leeftijd van de dader 3x
-toestand geregulariseerd: 2x
-toevallige feiten/specifieke omstandigheden: 2x
-andere prioriteiten: 2x
-beperkte maatschappelijke weerslag: 1x
 
Lijnen: “Deze redenen zijn onaanvaardbaar en stigmatiserend voor het slachtoffer. Hoe kan het dat een verkrachting bijvoorbeeld wordt geseponeerd door de ‘houding van het slachtoffer’? De motivering voor seponering moet anders en exacter”.
Bij Justitie is het niet mogelijk om een koppeling te maken tussen een opgestart dossier en een eventuele veroordeling. Het is dus niet geweten hoeveel ingeleide zaken uiteindelijk tot een veroordeling leiden. Het antwoord van de minister stelt dat het “coderingssysteem van de parketten verschillend is van dat van de hoven en rechtbanken, en soms verschillend van parket tot parket. Het is aldus niet mogelijk om een dossier te volgen doorheen de strafketen, hetgeen geïntegreerde statistieken zou vergen en in de praktijk zeer moeilijk te bewerkstelligen is.”
Aangezien het over 2016 gaat, “is het normaal dat een groot aantal dossiers nog steeds in het stadium van het gerechtelijk opsporingsonderzoek verkeert,” aldus het antwoord van de minister. Er is ook een “geringe achterstand bij het coderen van de veroordelingsbulletins in het centraal strafregister”. Gevraagd naar de situatie in onze buurlanden, en of de cijfers daar vergelijkbaar zijn, kan de minister geen antwoord geven.