Skip to main content
  • Slide Mobile 2019 2b
  • Slide Mobile 2019 3b
  • Slide Mobile 2019 4b
  • Slide Mobile 2019 5b
  • Slide Mobile 2019 6b
  • Slide Mobile 2019 7b
  • Slide Mobile 2019 8b
  • Slide Mobile 2019 9c

In naam van de vrijheid: een toekomstidee met Standing en Van Parijs

Het basisinkomen, zou dat thema leven bij de mensen? Nou en of. Café Futur zat voor zijn tweede editie, op woensdagavond 1 april, afgeladen vol voor wat een pittig debat beloofde te worden. Centrale vraag: wat als je iedereen elke maand, levenslang, een identieke som geld geeft, zonder daar enige voorwaarden aan te koppelen?  

Een goed idee is daarom nog geen panacee
Dat publiek kreeg eerst enkele bevlogen betogen voorgeschoteld. Te beginnen met Nele Lijnen, die in het kielzog van ondernemer Roland Duchâtelet de politiek bestormde met Vivant en sinds 2006 in het Parlement zetelt, eerst als senator, nu als federaal volksvertegenwoordiger voor Open Vld. 

De naam van de politieke stal is dan wel veranderd, de drang van de politica om vooruitgangsideeën door te drukken intact. En voor Lijnen is het basisinkomen zo'n idee. In haar inleiding wees zij er terecht op dat het lijstje invloedrijke denkers pro het basisinkomen inmiddels erg lang is.

De bedenking die kan worden gemaakt als je namen zoals Thomas Paine, Bertrand Russell, Martin Luther King of Milton Friedman de revue ziet passeren, is tweeledig. Eén: het idee voor een basisinkomen kan niet worden afgedaan als iets wat in de marge van het publieke debat borrelt. Twee: het idee is niet eenduidig aan één ideologische stroming toe te wijzen.

Die laatste vaststelling is niet zonder gevolgen. Het leidt er bijvoorbeeld vaak toe dat het basisinkomen – daar zou Guy Standing later die avond ook voor waarschuwen – wordt aanzien als een panacee, iets wat beweert de oplossing voor alle bestaande problemen in petto te hebben.

Precies die misvatting leidt snel tot mythevorming, of tot het ontstaan van groepen fervente believers en principiële non-believers, wars van een op argumenten en feiten gestoeld debat. Of hoe er gauw verwarring ontstaat tussen 'zomaar iedereen geld geven' en de welomschreven morele, economische of sociale motieven om zoiets voor te stellen.

In naam van de vrijheid
De wereldvermaarde Belgische academicus Philippe Van Parijs – in 2003 laureaat van de Francquiprijs en in 2011 winnaar van de Arkprijs van het Vrije Woord – mocht vervolgens als eerste spreker de bühne op. Hij lichtte vier essentiële eigenschappen van een basisinkomen toe. De rode draad: afwezigheid van van bovenaf opgelegde voorwaarden.

In de eerste plaats gaat het om een inkomen toegekend niet onder de vorm van voedsel, huisvesting, subsidies of gratis goederen en diensten, maar in cash. Dit geeft de ontvanger de volledige vrijheid met het bedrag te doen wat hij of zij wil. Men schenkt geld én het vertrouwen in het bestedingsgedrag van de ontvanger.

Tweede eigenschap: het basisinkomen wordt aan een persoon, een individu toegekend. Je leefomstandigheden – bijvoorbeeld alleen- of samenwonend, getrouwd of niet, lid van een klein of groot gezin – spelen geen rol. Je zou kunnen stellen dat het basisinkomen neutraal is afgezet tegenover zowel klassieke als nieuwe samenlevingsvormen.

Ten derde is het basisinkomen universeel – elk lid van de politieke gemeenschap die het invoert krijgt evenveel. Opnieuw gaat het om een manier om voorwaardelijkheid te weren: je hoeft niet te behoren tot een door beleidsmakers bepaalde doelgroep. Zo spelen de bron en omvang van je vermogen noch dat van je inkomen een rol. "Marc Coucke krijgt evenveel als de dakloze in de Nieuwstraat", verduidelijkte Van Parijs.

Tot slot knipt een basisinkomen ook de band met arbeid door. Je hoeft geen job te hebben (gehad), noch beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt om er aanspraak op te maken. Wie wel werkt, blijft het ook gewoon krijgen. Het is dus een onvervreemdbaar recht. Het moet worden verdiend noch opgebouwd. Je kan 'ja' of 'nee' zeggen tegen een job zonder repercussies voor je basisinkomen.

Door de afwezigheid van opgelegde voorwaarden of verplichtingen als leidraad te nemen, stelde Van Parijs een notie van individuele vrijheid centraal. Op zijn vraag aan het publiek "wie vrijheid voor elk individu een van de belangrijkste principes in een samenleving vindt?" gingen alle handen instemmend de hoogte in. Welaan dan, zo vond Van Parijs, dan kan je niet tegen het basisinkomen zijn zonder erg krachtige argumenten aan te dragen.

Basisinkomen maakt vrij
"Waarom dan is, meer dan ooit, een basisinkomen een goed idee?", vervolgde Van Parijs. Mensen gaan vandaag gebukt onder stress, hetzij door een hoge werkdruk, hetzij net door de onzekerheid werk te vinden, hebben of houden. Een kwaal van deze tijd, opperde de spreker, waartegen verplichte werkduurverkorting om meerdere redenen geen remedie is – bvb. omdat het de individuele vrijheid beknot.

Het basisinkomen vergroot net die vrijheid, terwijl het zonder ongewenste neveneffecten (zoals op de reële lonen) een meer evenwichtige verdeling van de arbeid tussen méér mensen mogelijk, want goedkoper, maakt. Het verband tussen je inkomen en je bijdrage aan de economie wordt immers voor een stukje van elkaar losgekoppeld.

Precies daarin schuilt ook een van de meest gemaakte bezwaren tegen het basisinkomen, vervolgde Van Parijs. "Arbeid", zo riposteerde een toenmalig leider van de Nederlandse sociaal-democratische partij PvdA tijdens een debat jaren geleden, "is de bevoorrechte bron van inkomen. Het is immoreel om een inkomen te krijgen om niks te doen." Kritiek uit linkse hoek dus. Maar diezelfde scepsis, kritiek op principiële gronden, zo voegde Van Parijs hieraan toe, is te vinden bij alle politieke groeperingen.

Voor socialisten raakt een basisinkomen dus aan de verheven status van arbeid als bron van toegevoegde waarde. Voor vele liberalen is die notie breder, maar gelijkaardig: mensen hebben het recht zelf de vruchten van hun inspanningen te plukken. Neem die stimulans weg, en Adam Smiths onzichtbare hand is verlamd. Het onderliggend principe, weze het in een rood of blauw jasje, blijft weliswaar hetzelfde: "Voor wat hoort wat".

Van Parijs countert die kritiek door te wijzen op de enorme impact van het toeval en goot dat argument in een voorbeeld. Als een kapper in Texas een twintigvoud verdient van zijn collega in Calcutta, dan kan dat verschil in inkomenskloof niet worden toegeschreven aan individuele talenten, keuzes of inspanningen; wél aan de verschillende levensomstandigheden waarin beide individuen die talenten ontplooien, keuzes maken en inspanningen leveren.

Trouwen met de huishoudhulp, en een orgie van consumptie
Guy Standing, als econoom verbonden aan de Universiteit van Londen, ging eerst dieper op dit arbeidsgerelateerde vraagstuk in. Zo wees hij erop dat er volgens hem een gigantische fout in onze kijk op de wisselwerking tussen economie en samenleving is geslopen.
Standing illustreerde dat punt als volgt: wie een huishoudhulp, een kok, een kinderoppas, een zorghulp enz. in dienst neemt, creëert een job. Wie er vervolgens mee trouwt, vernietigt diezelfde job, terwijl de hoeveelheid geleverde arbeid onveranderd blijft.

We hebben, kortom, een artificiële scheiding gecreëerd tussen verschillende vormen van arbeid – de ene bezoldigd, de andere niet. Toch beïnvloedt die artificiële scheiding veel gangbare macro-economische indicatoren, zoals het BBP.

Tegelijkertijd is in de voorbije decennia, door globalisering en migratie, de beschikbare hoeveelheid arbeid verviervoudigd. Technologische innovatie – kapitaal (in de zin van machines) in de plaats van menselijke arbeid – heeft dit proces versneld. En dus hoeft het niet te verwonderen dat het aandeel van arbeid in het nationale inkomen de voorbije 30 jaar gevoelig is gedaald. "Daarvoor hadden we Piketty's boek niet nodig", aldus Standing.

De enige manier waarop we al die tijd de lonen in westerse landen op peil hebben kunnen houden, aldus de Britse econoom, is door wat hij een 'orgie van consumptie' noemt, gefinancierd door goedkoop krediet. Een feestje waaraan in 2008 een einde kwam, met inmiddels overal in Europa besparings- en saneringsgolven ("austerity") tot gevolg.

Een nieuwe sociale klasse: het precariaat
Standings analyse van deze mondiale ontwikkelingen leiden hem tot de voorspelling dat de reële lonen in onze contreien de volgende 20 jaar niet zullen stijgen. De balans voor de verdeling van welvaart zal verder doorslaan in het voordeel van kapitaaleigenaars.

In die context ontstaat wat hij het 'precariaat' noemt, een nieuwe en groeiende maatschappelijke klasse die voortdurend in economische onzekerheid leeft. Dit precariaat heeft nu eens werk, dan weer niet. De mensen in deze klasse kunnen geen deel van hun identiteit opbouwen of status ontlenen aan hun positie op de arbeidsmarkt.

Toch levert dat precariaat arbeid: formulieren invullen, voortdurend solliciteren, zich bijscholen... Zaken waartoe ze vaak worden verplicht door de overheid, terwijl ze tegelijkertijd veel rechten mislopen omdat die voorwaardelijk zijn, zoals een werkloosheidsuitkering, betaalde vakantie, ouderschapsverlof, een pensioen...

Standing komt tot de conclusie dat het precariaat in onvrijheid leeft. Hij ziet het basisinkomen als een noodzakelijke, rechtvaardige en effectieve remedie. Met dat laatste punt maakte hij een bruggetje van de theorie naar de praktijk.

Waardigheid en emancipatie
Want Standing heeft er net een groot pilootproject in India opzitten. Zo'n 6000 mensen verspreid over 9 dorpen in Madya Pradesh, een van de armste Indische regio's, kregen 18 maanden lang een basisinkomen ter waarde van 1/3 van wat in India als een lager inkomen voor gezinnen geldt.

De dorpen werden willekeurig gekozen uit een universum van dorpen met gelijkaardige socio-economische structuur, even ver van de dichtstbijzijnde stad (Indore) en allen op wandelafstand van een publieke basisschool.

De bevindingen van Standings pilootproject bevestigen zijn hypothese, gebaseerd op tal van voorafgaande experimenten: mensen met een minimum aan economische zekerheid werken meer, niet minder. Datzelfde werk voeren ze productiever uit. Ze werken beter samen. Ze zijn altruïstischer. Ze organiseren zich meer in functie van de toekomst.

Toch ging de Brit zich bij zijn tussentijdse bezoeken steeds vaker afvragen waarom zo'n klein maandelijks bedrag zo'n grote impact had. Zijn conclusie is dat hier een sterk emancipatorisch effect speelt. Mensen krijgen een gevoel van controle over hun tijdsbesteding, een gevoel van vrijheid.

Show me the money
Café Futur is een liberaal initiatief, en dus hebben de sprekers geen monopolie over de microfoon. Meer dan 200 aanwezigen hadden genoeg stof tot nadenken, en grepen hun kans om Van Parijs en Standing aan de tand te voelen.

Een van de vaak weerkerende thema's in de vraag-en-antwoordsessie betrof migratie. Zo werd opgeworpen dat de invoering van een basisinkomen in Europa, of in sommige Europese landen, nog meer druk op onze grenzen zou zetten.

Van Parijs en Standing betwistten de logica van een dergelijk scenario niet, maar zagen er net een extra argument in om van start te gaan met pilootprojecten in armere regio's, ook in de EU. Zo zouden met de Europese BTW-opbrengsten, of met een fractie van het bedrag dat Mario Draghi met de Quantitive Easing-bazooka in de economie pompt, makkelijk pilootprojecten in landen als Roemenië en Bulgarije kunnen worden opgezet.

De hamvraag was natuurlijk: is het kostenplaatje realistisch? En hoe hoog moet zo'n basisinkomen bij ons dan wel zijn? Standing en Van Parijs suggereerden de som van 500 euro per persoon per maand. Daarbij verduidelijkten ze dat het een wijdverspreide misvatting is om het basisinkomen te gaan zien – en de kostprijs ervan te gaan berekenen – als iets dat aan de top van een inkomensstapel komt, terwijl het net een vloer onder alle andere inkomens is.

Stel: in het huidige systeem ontvangt iemand een voorwaardelijke uitkering van de overheid (leefloon, werkloosheidsuitkering, pensioen, ...) van 750 euro. Indien er een basisinkomen van 500 euro wordt ingevoerd, dan vervangt het basisinkomen de eerste 500 euro van die voorwaardelijke som. De optelsom 500 + 750 gaat niet op.

Een groot deel van de huidige herverdelende uitgaven – pensioenen, uitkeringen, kinderbijslag – kan dus worden geïntegreerd in een onvoorwaardelijk basisinkomen, luidt het. Dat levert trouwens ook een enorme administratieve besparing én vereenvoudiging op. Gecombineerd met een hervorming van de belastingen – vaak wordt dan de personenbelasting bedoeld – kan volgens voorstanders een basisinkomen vlot worden gefinancierd.

Een tijd van denken, en een tijd van doen
Indien het basisinkomen een streepje voor heeft op bestaande socio-economische beleidsinstrumenten, dan moet aan bovenstaande berekeningsschets ook een flinke brok terugverdieneffecten worden toegevoegd.

Maar die black box werd tot voor kort in de politieke arena al te vaak gebruikt om rekeningen te doen kloppen. Open Vld nam bij de verkiezingen van 2014 als eerste het initiatief om in haar 5-5-5-plan voor economische groei géén rekening te houden met die effecten.

De vraag rijst dan natuurlijk hoe het debat over het basisinkomen kan worden beslecht. Open Vld-voorzitster Gwendolyn Rutten opperde gebruik te maken van het European Citizens Initiative om pilootprojecten in de EU door te drukken. Door de resultaten daarvan te analyseren, kan het debat vervolgens diepgaander worden gevoerd.

Dat Europees Burger Initiatief (EBI) vierde trouwens precies op deze 1 april haar 3de verjaardag. Het EBI houdt in dat, volgens het Verdrag van Lissabon, de Europese Commissie verplicht is een kwestie formeel te bespreken – binnen een gebied waarvoor zij wetgevende voorstellen mag formuleren – indien een burgerinitiatief meer dan één miljoen handtekeningen (verspreid over minstens 7 lidstaten) kan verzamelen.

Er werd trouwens al een eerste poging ondernomen op het basisinkomen langs de piste van het EBI op de Europese agenda te krijgen. Het opzet was weliswaar breder dan de invoering van pilootprojecten. Het vereiste quotum werd evenwel niet gehaald, en volgens Philippe Van Parijs werd in een eerste fase de formulering van het initiatief door de Europese instanties ook sterk afgezwakt.

Hoe dan ook ziet het er naar uit dat het basisinkomen de komende jaren meer en meer op die publieke agenda zal verschijnen. Als deze tweede editie van Café Futur één slotconclusie heeft opgeleverd, dan is het wel dat er massale interesse bestaat om elk idee dat meer vrijheid belooft kritisch maar vooral opbouwend onder de loep te nemen. Het basisinkomen is een idee met toekomst; afwachten of het ook hét idee van de toekomst wordt.

Auteur: Aubry Cornelis, voorzitter Open VLD Sint-Joost-ten-Node 
Datum: 8 april 2015